BEWAARAFWIJKINGEN APPEL EN PEER

Naam afwijking

Foto

Symptomen

Oorzaak

Preventie/Oplossing

Stip

Kleine vlekken van 2 tot 10 mm die ontstaan in het vruchtvlees. Onder de schil is het weefsel donker en kurkachtig. Bij de oogst of tijdens de bewaring ziet men dan verzonken spots op de schil, vaak meer bij de kelkzijde. In de bewaring worden de plekjes nog wat dieper en donkerder.

Minerale onbalans met lage calciumgehalte en relatief hoge kaliumgehalte. Het probleem ontstaat in de boomgaard. Fruit van jonge en sterkgroeiende bomen zijn gevoeliger. Onrijpe vruchten zijn gevoeliger.

Preventie:

  • In de teelt: zorgen voor goede Ca/K verhouding
  • Vruchten niet té onrijp plukken
  • Zorgen voor een niet te vegetatief gewas
  • 6 à 8 bladbespuitingen met Ca-voeding voor de oogst

In de bewaring: niets.

Schilbruin (Scald)

Koffiekleurige vlekken op de schil met diffuse randen, vooral op de schaduwzijde van de vrucht. Enkel de schil is aangetast, het vruchtvlees eronder is gaaf en de eetkwaliteit is normaal. De vlekken worden zichtbaar en/of donkerder als de vruchten bij kamertemperatuur gelegd worden.

Te vroege pluk, hoge zuurstof in bewaring, cultivargevoeligheid

Preventie:

  • Zorg voor gasdichte koelcellen
  • Niet té vroeg plukken
  • Snel na inkoeling naar lage zuurstof (als het kan voor het ras)
  • Evt. toepassing van 1-MCP

Oplossing bij optreden:

  • Onomkeerbaar, breidt zich nog uit bij hogere temperatuur.
  • Houd vruchten koud en zo lang mogelijk bij lage O2 tot verkoop

Soft scald

Scherp afgelijnde bruine vlekken op de appelschil, onregelmatig van vorm. Eén of meer lesies kunnen voorkomen, op groene en rode zijde. Vruchtvlees onder de lesie is ook aangetast bij ernstige aantastingen.

Snelle koeling van sterk ademend fruit. Te snel aanbrengen van CA-condities bij fruit dat nog niet voldoende gekoeld is.

Preventie:

  • Vruchten niet op gas brengen als ze nog niet koud zijn

Oplossing bij optreden

  • Onomkeerbaar

Zonnebrand

Eerst witte vlekken, daarna donkere verkleuring op de zonkant van de vruchten. Soms is ook het vruchtvlees eronder aangetast. Kan optreden aan de boom, maar ook nog achteraf na pluk verschijnen.

Felle zon en heldere hemel.  Vruchten op de zuidwestkant zijn gevoeliger.  Droogtestress, soms verbranding na plotse blootstelling aan zonlicht bv. na zomersnoei.

Preventie:

  • Let op met bepaalde fytoproducten/bladvoedingen bij warm weer
  • Doe geen zomersnoei wanneer felle zon wordt verwacht

Oplossing bij optreden

  • Onomkeerbaar

Klokhuisbruin (Core Flush)

Roze V-vormige verkleuringen van het vruchtvlees  rond het klokhuis die later bruin verkleuren

Overrijpheid/veroudering,  te lage O2, te hoge CO2, ademhalingsstress, koudeshock

Preventie:

  • Ruim de vruchten op tijd, bewaar niet te lang
  • Vermijd te hoge CO2, te lage O2 en te snelle inkoeling.

Oplossing bij optreden:

  • Onomkeerbaar

Ouderdomsschilbruin (senescent scald)

Bruinverkleuring van de schil, vaak aan de kelkzijde van de vrucht.  Dikwijls voelt het aangetaste deel iets ingezonken en ruw aan.

Te late pluk, te lange bewaring evt. in suboptimale omstandigheden.

Preventie:

  • Bewaar niet te lang
  • Pluk op tijd

Oplossing bij optreden:

  • Onomkeerbaar

Ouderdomsbederf

Melig en zacht worden van het vruchtweefsel, nadien wordt het bruin, vaak aan de zonzijde van de vrucht.  In ernstige gevallen barst de schil.

Te late pluk, te lange bewaring evt. in suboptimale omstandigheden.

Onomkeerbaar

Glazigheid (Watercore)

Glazig lijkende delen van het vruchtweefsel, vaak radiaalvormig.   Al aanwezig bij de pluk

Hoge temperaturen net voor en tijdens de pluk. Vooral bij vruchten van bomen met lage dracht.  Ophoping van sorbitol in het vruchtweefsel. Cultivargevoeligheid.

Trekt soms weg tijdens de inkoeling indien de schade niet te erg is.  Bewaring op iets hogere temperatuur

Lagetemperatuurbederf (LTB)

Bruinverkleuring van het vruchtvlees in de cortex maar niet de 1mm net onder de schil.  In een vroeg stadium wordt het weefsel eerst korrelig van structuur, dan lichtgrijs en pas daarna wordt het bruin.  Vooral bij kelk- en steelzijde, minder op de evenaar van de vrucht.

Bewaring van de vruchten bij een suboptimale temperatuur.  De schade hangt af van de duur en de mate waarin de temperatuur heeft afgeweken.  Rijpe vruchten zijn gevoeliger.   Cultivargevoeligheid.

Preventie:

  • Bewaring bij optimale temperatuur van het ras, niet lager
  • Soms helpt een tragere inkoeling

Oplossing bij optreden:

  • Onomkeerbaar

Inwendig bruin

Scherp afgetekende bruinverkleuring van het vruchtweefsel in de cortex.  In een later stadium ontstaan vaak holten, hoewel soms ook holten worden gezien zonder bruinverkleuring.  Alkoholgeur en -smaak.   Bij peer treedt dit verschijnsel meestal op in het begin van de bewaring.  Late bruinverkleuring komt minder voor.

Bewaring bij te lage zuurstof of te hoge CO2-concentratie. Te snel op ULO-condities brengen van de vruchten.  Late pluk.  Cultivargevoeligheid.

Preventie:

  • Bewaar bij de optimale condities, geen te lage O2 geen te hoge CO2
  • Pas een wachtperiode toe, vooraleer ULO in te stellen, bv. 21 dagen
  • Verlaag O2 langzaam, niet bruusk

Oplossing bij optreden

  • Onomkeerbaar